Mededeling
Collapse
No announcement yet.
BMW Lovers V2
Collapse
X
-
HOE BMW'S M115-VIERCILINDER UITGROEIDE TOT F1-WERELDKAMPIOEN
Wat begint als een brave viercilinder voor BMW’s nieuwe middenklasse, groeit door de jaren heen uit tot een betrouwbare basismotor in het gamma van de Bayerische. En dat niet alleen, hij schopt het zelfs tot wereldkampioen in de koningsklasse van de autosport.
Het motorenpalet is bij BMW eind jaren vijftig vrij overzichtelijk. Voor de kleine Isetta en de compacte BMW 700 worden tweecilinderboxers uit motorfietsen gebruikt. Aan de bovenkant van het gamma heeft BMW een V8 met naar keuze een cilinderinhoud van 2,6 of 3,2 liter. Verder is er een zes-in-lijn die met een inhoud van 2,0 en 2,1 liter in de 501 gebruikt wordt. Die zescilinder stamt in feite echter al uit 1933 en loopt ondanks de nodige aanpassingen zo langzamerhand tegen zijn houdbaarheidsdatum aan.
Voor de toekomst wordt de ontwikkelingsafdeling opgedragen een compacte viercilinder te ontwikkelen; een cilinderinhoud van 1,3 liter zou genoeg moeten zijn. Op de motorenafdeling zwaait in die dagen coureur annex ingenieur Baron Alex von Falkenhausen de scepter, en naar zijn idee is een 1,3 liter aan de kleine kant voor wat BMW in de toekomst nodig heeft. Hij weet de directie ervan te overtuigen dat het zinvoller is om een iets grotere motor te ontwikkelen, namelijk een 1,5 liter met de mogelijkheid om door te groeien tot twee liter. Zodoende gaat Von Falkenhausen, bijgestaan door tovenaarsleerling Paul Rosche, aan de slag.
In eerste instantie wordt er geëxperimenteerd met viercilinders op basis van de grote aluminium V8. Zowel een vier-in-lijn, afgeleid van één van de cilinderbanken van de V8, als een V4 wordt geprobeerd. De voorkeur gaat uiteindelijk uit naar de lijnmotor. Aanvankelijk is een aluminium motor voorzien, met meegegoten stalen cilinderbussen. Dat idee wordt echter te duur bevonden. Vanaf een leeg vel papier komt vervolgens een gietijzeren viercilinder tot ontwikkeling met een vijfmaal gelagerde krukas en een enkele bovenliggende nokkenas. Deze motor, met een cilinderinhoud van 1,5 liter en een enkele carburateur, krijgt bij BMW intern de aanduiding M115. De M115 debuteert 80 pk sterk in september 1962 tijdens de IAA in Frankfurt onder de kap van de compleet nieuwe BMW 1500, ook wel de Neue Klasse (nieuwe klasse) genoemd.
BMW 2002 ti
Al snel volgen er variaties op het M115-thema. Zo is er in 1963 de M118, die met een inhoud van 1,8 liter en 90 pk de BMW 1800 aandrijft en in 1964 de M116 met 1,6 liter slagvolume. Een tweeliterversie (M05) verschijnt in 1965 in de BMW 2000 Coupé. En wanneer de Nieuwe Klasse in 1972 wordt afgelost door de eerste 5-serie, zorgt de viercilinder voor de aandrijving van de 518 en 520. Verder komt de motor met verschillende cilinderinhouden tot inzet in de 02-serie. Naast versies met enkele carburateur komen er ook varianten met dubbele exemplaren, waarmee het vermogen stijgt tot 120 pk. Nog hoger worden de prestaties wanneer in 1972 een Kugelfischer injectiesysteem zijn kunsten mag vertonen: 130 pk in de 2000 en 2002 tii. Een jaar later zorgt een turbo er in de 2002 turbo voor dat het vermogen verder stijgt naar 170 pk. Wanneer in datzelfde jaar de eerste 3-serie ( E21 ) verschijnt, is de viercilinder ook in die auto al snel een vertrouwde waarde. Dat blijft zo tot eind jaren tachtig in zowel de 5-serie ( E28 ) als de 3-serie ( E30 ).
Ook de sportafdeling ziet potentieel in de viercilinder. Voorzien van een cilinderkop met zestien kleppen en injectie wordt de motor vanaf 1966 ingezet in de Formule 2, aanvankelijk met 260 pk bij 8.500 toeren per minuut. Door de jaren heen stijgt het vermogen. Ook voor de toerwagenracerij is het blok een goed uitgangspunt. Vermogens van meer dan 300 pk zijn geen uitzondering. Met een ingekorte cilinderkop van de zescilinder M88-motor (onder andere gebruikt in de M1) en een cilinderinhoud van 2,3 liter (later zelfs 2,5) vinden we de motor eind jaren tachtig ook terug in de BMW M3. De motor heet dan inmiddels S14 en weet het ene na het andere kampioenschap binnen te halen. De vermogens lopen voor de productieversies uiteen van 195 tot 238 pk. Indrukwekkend? Ja. Maarrr … het is kinderspel vergeleken bij de prestaties die de motor levert wanneer Paul Rosche er begin jaren tachtig mee aan de haal gaat voor de Formule 1.
Voorzien van een beul van een turbo debuteert de motor als M12 met een cilinderinhoud van 1,5 liter in 1982 achter in de Brabham BT50. Dat vermogen is een jaar later in de Brabham BT52 gegroeid tot 640 pk (in kwalificatietrim zelfs tot 850 pk) en verovert Nelson Piquet er het rijderskampioenschap mee. In de jaren daarna stgijgt het vermogen nog tot 1.100 pk in de Formule 1 (o.a. voor Arrows en Benetton) en maar liefst 1.400 pk in de Amerikaanse IMSA-klasse. Overigens zijn de vermogens boven de 1.000 pk theoretische berekeningen. Er is geen motortestbank die het geweld in die dagen aankan. Kampioenschappen blijven verder uit, het mechaniek heeft flink te lijden en te vaak staan de Brabhams met opgeblazen motor langs de baan.
Een "echte" autoliefhebber is voor mij iemand die alle soorten wagens kan waarderen.
2018 - Mercedes A200 (163 pk) AMG-line in Iridium Zilver
Comment
Comment