Hoofdstuk 1: de Préhistorie
Onze voorouders zijn begonnen met het zoeken naar een gemotoriseerde vervanging voor het paard, dewelke ongeveer 3 eeuwen gebruikt werd. Ze experimenteerden met raderwerken, windkracht en ingewikkelde mechanische drijfwerken voordat ze de kracht van stoom ontdekten. Maar de eerste pogingen waren nog niet echt goed. Het eerste voertuig met een eigen aandrijving, de Fardier van Cugnot uit 1770 geraakte tijdens zijn eerste testritten ontregeld en crashte tegen een muur. Weggestopt in een loods overleefde het de Revolutie en is nu een van de belangrijkste stukken van het Conservatoire des Arts et Métiers in Parijs die het in 1799 heeft aangekocht.
Franse, Britse en Amerikaanse ingenieurs ontwikkelden ondertussen een aantal onbruikbare modellen en het was wachten tot 1801 voordat het eerste echte voertuig werd geproduceerd door de Britse ingenieur Richard Trevithick. Twee jaar later, in 1803 had hij zijn “London Carriage� op punt gesteld, en deed er enkele wandelingen mee in de hoofdstad alvorens de motor gebruikt werd in een walsfabriek. Trevithick is er nooit toe gekomen zijn London Carriage op punt te stellen, evenals zijn andere, grote uitvinding, het voertuig op rails. Verschillende excentrieke uitvinders volgden zijn voorbeeld en stelden verschillende toestellen voor aangedreven door gekoppelde stangen. Verschillende brandstoffen deden dienst in de cilinder om ze te laten bewegen: samengeperste lucht, buskruit en vleugels zoals die van een windmolen.
Tussen 1820 en 1840 was het de gouden tijd van de stoom. Gespecialiseerde ingenieurs ontwikkelden ingenieuze en geperfectioneerde voertuigen op stoom. Gurney, Hancock en Macerone bouwden modellen die betrouwbaar genoeg waren en die relatief lange ritten konden maken. In 1830 stelde Walter Hancock, een betere mecanicien dan zakenman, de inwoners van Londen een geregelde service voor hun vervoer voor. Maar hij moet ermee stoppen nadat ie opgelicht werd door zijn medewerkers. Zijn twaalf actieve jaren laten hem niets anders na dan schulden en vijandigheid van duizenden mensen wiens inkomen afhankelijk is van het paard.
De bestuurders van voertuigen moesten onbetaalbare premies betalen om over de wegen te mogen rijden en een parlementaire commissie in het voordeel van de auto kon de verschillende onrechtvaardigheden ook niet uit de wereld helpen. De fatale slag werd gegeven door de komst van het treinvervoer. Locomotieven die op effen rails reden kenden de problemen niet die de wagens tegenkwamen door de hobbelige en slecht onderhouden wegen. Deze nieuwe formule hypothekeerde al snel de toekomst van de wagens op stoom.
In 1983 werd er een wet gestemd die de snelheid van de wagens beperkte. Er werd namelijk beslist dat elke “straatlocomotief� enkel mocht rondrijden als hij voorafgegaan werd door een man met een rode vlag!
Het is de komst van de fiets in de jaren 1860 die het straatverkeer terug op niveau bracht.
Onze voorouders zijn begonnen met het zoeken naar een gemotoriseerde vervanging voor het paard, dewelke ongeveer 3 eeuwen gebruikt werd. Ze experimenteerden met raderwerken, windkracht en ingewikkelde mechanische drijfwerken voordat ze de kracht van stoom ontdekten. Maar de eerste pogingen waren nog niet echt goed. Het eerste voertuig met een eigen aandrijving, de Fardier van Cugnot uit 1770 geraakte tijdens zijn eerste testritten ontregeld en crashte tegen een muur. Weggestopt in een loods overleefde het de Revolutie en is nu een van de belangrijkste stukken van het Conservatoire des Arts et Métiers in Parijs die het in 1799 heeft aangekocht.
Franse, Britse en Amerikaanse ingenieurs ontwikkelden ondertussen een aantal onbruikbare modellen en het was wachten tot 1801 voordat het eerste echte voertuig werd geproduceerd door de Britse ingenieur Richard Trevithick. Twee jaar later, in 1803 had hij zijn “London Carriage� op punt gesteld, en deed er enkele wandelingen mee in de hoofdstad alvorens de motor gebruikt werd in een walsfabriek. Trevithick is er nooit toe gekomen zijn London Carriage op punt te stellen, evenals zijn andere, grote uitvinding, het voertuig op rails. Verschillende excentrieke uitvinders volgden zijn voorbeeld en stelden verschillende toestellen voor aangedreven door gekoppelde stangen. Verschillende brandstoffen deden dienst in de cilinder om ze te laten bewegen: samengeperste lucht, buskruit en vleugels zoals die van een windmolen.
Tussen 1820 en 1840 was het de gouden tijd van de stoom. Gespecialiseerde ingenieurs ontwikkelden ingenieuze en geperfectioneerde voertuigen op stoom. Gurney, Hancock en Macerone bouwden modellen die betrouwbaar genoeg waren en die relatief lange ritten konden maken. In 1830 stelde Walter Hancock, een betere mecanicien dan zakenman, de inwoners van Londen een geregelde service voor hun vervoer voor. Maar hij moet ermee stoppen nadat ie opgelicht werd door zijn medewerkers. Zijn twaalf actieve jaren laten hem niets anders na dan schulden en vijandigheid van duizenden mensen wiens inkomen afhankelijk is van het paard.
De bestuurders van voertuigen moesten onbetaalbare premies betalen om over de wegen te mogen rijden en een parlementaire commissie in het voordeel van de auto kon de verschillende onrechtvaardigheden ook niet uit de wereld helpen. De fatale slag werd gegeven door de komst van het treinvervoer. Locomotieven die op effen rails reden kenden de problemen niet die de wagens tegenkwamen door de hobbelige en slecht onderhouden wegen. Deze nieuwe formule hypothekeerde al snel de toekomst van de wagens op stoom.
In 1983 werd er een wet gestemd die de snelheid van de wagens beperkte. Er werd namelijk beslist dat elke “straatlocomotief� enkel mocht rondrijden als hij voorafgegaan werd door een man met een rode vlag!
Het is de komst van de fiets in de jaren 1860 die het straatverkeer terug op niveau bracht.
Comment